Enkele leden vertellen over hun motivatie:
Onlangs kwam ik een filmpje tegen op Youtube: https://www.youtube.com/watch?v=Wp-WiNXH6hI&list=WL&index=20&pp=gAQBiAQB. Het is een opname uit 1985 (!) van een toespraak van de wetenschapper Carl Sagan voor het Amerikaanse Congres. Hij voorspelt wat de gevolgen zullen zijn van de opwarming van der aarde door het broeikaseffect, en veel van die gevolgen zien we nu.
Bij mij duurde het langer voor ik me bewust werd van deze problematiek, maar inmiddels houdt het me vaak bezig. We zijn in onze welvaartsmaatschappij geconditioneerd om te consumeren en deze schepping uit te putten. Wat kan ik zelf bijdragen, hoe kan ik mijn ecologische voetafdruk verkleinen? Hoe kan ik minder energie gebruiken, heb ik de dingen die ik koop echt nodig, of zijn er duurzame varianten? En hoe krijgen we de samenleving zover dat de ernst ingezien wordt en er bereidheid ontstaat maatregelen te nemen, ook wanneer die pijnlijk zijn. Werk aan de winkel dus!
Wim Blanken
Waarom bij de Groene Golf?
In ons Kerknieuws stond een keer een vergadering van de Groene Golf aangekondigd met de uitnodiging aan een ieder om die bij te wonen.
Het leek mij goed om er eens heen te gaan. Ik had het idee dat er wel wat mensen op af zouden komen, maar dat was helaas niet zo. We waren maar met 4 -en.
Ik ben gegaan omdat het mij aan het hart gaat, hoe men bezig is met steeds meer te produceren. De groei van de economie lijkt de meest belangrijke drijfveer in onze maatschappij..
Het moeilijk vind ik, dat men zich niet bewust lijkt te zijn, dat er een energiecrisis dreigt/is. Er worden namelijk steeds meer dingen gemaakt en verkocht, die juist energie verbruiken.
Men denkt dat oplaadbare auto’s het probleem oplossen van de CO2-uitstoot. Maar dat ze gemaakt moeten worden en juist groter en zwaarder worden, dus ook hun uitstoot generen, ziet men niet.
Men lijkt niet bezig te zijn met “minderen”. Eerder het tegendeel.
Zelf probeer ik zo veel mogelijk te fietsen, we doen lang met onze auto en überhaupt met onze spullen. Ook ons waterverbruik proberen we te verminderen door bv. bij het douchen het op te vangen en te gebruiken voor de toilet.
Maar ook ik kom (nog) niet helemaal los van onze westerse manier van leven.
Daarom is het goed om met anderen hierover bezig te zijn en me te laten scherpen.
Dit is een reden voor mij om mee te doen met de Groene Golf.
Femmy van der Ploeg
Stekelbaarsjes en kikkerdril zoeken in het heldere water van de sprengen. Een zakcent verdienen door eikels te rapen. En, door bosbessen te plukken voor een lokale verkoper. Samen met buurtkinderen oud papier verzamelen om het op een zelfgemaakte kar lopend naar de papierfabriek brengen. Spelen met en leren van wat de natuur je biedt. Als kind (geboren in 1952) was het voor mij heel vanzelfsprekend.
Vertrouwd was ook de boodschap dat je met zuinigheid en vlijt kastelen bouwt. Die boodschap kwam binnen. Misschien wel omdat kasteel De Cannenburgh in mijn toenmalige woonplaats Vaassen binnen bereik was als spannende speelomgeving. Ik leerde er hoe ik op de fiets moest remmen zonder in de struiken te stoppen. Later ontdekte ik er dat ik, in tegenstelling tot mijn vader, geen talent had als hengelaar. Zwemmen, liefst als een vis in het water, is nog steeds een hobby.
In toenemende mate realiseer ik me hoe diep verankerd jeugdervaringen zijn. Het werden drijfveren om me in te zetten voor de publieke zaak en om de zoektocht aan te gaan naar geïnspireerd leven. Ik werkte in gezondheidszorg, hoger beroepsonderwijs en lokaal bestuur. In die laatste sector was ik een collegeperiode, in de toenmalige gemeente Naarden, wethouder met de portefeuille Bewonersparticipatie en Leefomgeving.
Het is mijn stellige overtuiging dat de beste plannen samen gemaakt worden. In de werkgroep Groene Golf werken wij aan dergelijke plannen, om tastbaar zorg te dragen voor de schepping. Voor mij is de werkgroep een podium om ‘alles te onderzoeken en het goede te behouden’. Naast onze persoonlijke gaven en opvattingen kijken wij naar andere opvattingen en perspectieven. Wij proberen daarbij authenticiteit vast te houden, maar ook om ons bewust te zijn van de beperktheid van ons standpunt.
Wil de Vries-Kempes
“Verkoop alles wat u hebt en deel het uit aan de armen”
De titel boven dit stukje is makkelijk bedacht, maar raakt de uitdaging van Jezus aan de rijke jongeling ook mij? (Zie Lukas 18; Matteüs en Marcus vonden deze uitdaging eveneens noemenswaardig.) Eén ding is duidelijk: als deze boodschap structureler door mij – en door veel meer mensen – serieus was genomen, dan hadden we nu geen klimaatprobleem.
Gelukkig toont de Bijbel begrip voor onze tekortkomingen. De jongeling, die oprecht het beste voorhad met de wereld, keerde bedroefd naar huis terug. We horen nooit meer iets van hem. Op mijn 78ste mag ik me daarom nog steeds vergelijken met die jongeling. Dat is vast niet de bedoeling van de parabel, maar toch maar mooi meegenomen!
Tijdens mijn biologiestudie in Utrecht richtten enkele medestudenten en ik de werkgroep “Biologie en Ontwikkelingssamenwerking” op. We trokken wat aandacht, en enkele hoogleraren sloten zich bij ons aan. Vooral dit laatste moet hebben geleid tot een uitnodiging voor het Tweede Wereldvoedselcongres als lid van de Nederlandse delegatie. Tijdens de voorbereidingen kregen we het gestencilde manuscript in handen van wat later het eerste rapport van de Club van Rome bleek te zijn. Dat document, het congres en de contacten die ik daar opdeed, bepaalden de koers van mijn, van ons, verdere leven. Enkele maanden na het congres kreeg ik zelfs de uitnodiging en financiering door de Indiase regering om mijn hoofdvak in New Delhi te komen doen.
In 1972 trouwde ik met Irma van den Broeck. Veertien dagen later vertrokken we naar Brazilië, waar mijn eerste serieuze baan op ons wachtte. Lekker in de zon tussen rijen koffiestruiken. Daarna volgden andere banen en landen, waar we woonden, totdat we in 1985 met twee kinderen naar Nederland terugkeerden. Buitenlandse activiteiten bleven trekken bij zeer uiteenlopende werkgevers. En of ik nu werkte voor de FAO, een aan de Wereldbank gelieerd instituut, de overheid of als zelfstandig adviseur, lokale voedselzekerheid en verduurzaming van landbouw en visserij stonden altijd centraal bij de keuzen die ik kon maken. En ik had ook het geluk, dat Irma nooit protesteerde als een leukere of zinvoller baan minder binnenbracht aan het eind van de maand. In al die mooie jaren leerde ik minstens zo veel van boeren en vissers als van professoren.
Ondertussen bleef ik die rijke jongeling. Zorgen om milieu en biodiversiteit werden steeds nadrukkelijker overschaduwd door zorgen om het klimaat. Hoewel voedselzekerheid in veel gebieden zonder oorlog sedert 1972 aanzienlijk verbeterde, blijft het de vraag of deze situatie duurzaam is bij structurele klimaatverandering en een nog steeds groeiende wereldbevolking. Hoe verdelen we de welvaart en het voedsel eerlijker en produceren we samen toch minder CO₂?
Helaas is er nog steeds geen uitdaging gevonden, geen charismatische profeet opgesstaan, die de globale rijke jongeling motiveert om daadwerkelijk en oprecht te delen met de armen dichtbij en verweg om zo doende het aardse paradijs dichterbij te brengen.
Wie weet, voordat deze nu schrijvende jongeling voorgoed vertrtekt, zie ik toch nog een tipje van de sluier opgelicht – een glimp van de duurzame toekomst waarvoor we werken en waarover we mogen dromen.
Jan-Willem D.M. Henfling (Hilversum, 13-01-2025)